HOF TE DIEREN (tussen Ellecom en Dieren)

De Hof te Dieren (I)
De hof onder de ridders van de Duitse orde

Al is de strijd nog niet geluwd over de vraag of de In het jaar 1218 door graaf Adolf van Bergh aan het hospitaal van Maria, van het Huis dar Duitse Orde, geschonken hof te Didern gelegen was In Dieren op da Veluwe dan wel In Dieden aan de Maas, toch menen we wel te kunnen zeggen dat een en ander pleit voor ons Veluwse Dieren. Immers, de daar gevestigde, later overbekende Hof van het Duitse Huis, een hospitaalorde, kan zeker met het Didirn van 1218 vereenzelvigd worden, temeer omdat ook Dieren voorheen wel Diederen werd genoemd. Dat Adolphus van den Bergh, geen lid van het Achterhoekse geslacht Bergh, doch van het gelijknamige geslacht in het Rijnland, aldaar een hof bezat kan geen bevreemding wekken. Wel dat later de in onze omgeving woonachtige Berghs In Dieren munt mochten slaan, een recht dat In 1218 door Adolphus van den Bergh aan zichzelf werd voorbehouden. Als de Achterhoekse Berghs dit recht later blijken te benutten en daarmede beleend worden door de hertog van Gelre, dan moet dit recht op een of andere wijze van de RijnIandse Berghs In het bezit van de Achterhoekse Berghs gekomen zijn en dan komt vanzelf de vraag naar voren of beide geslachten toch familie van elkander waren, ofschoon geen familieband valt aan te tonen.

Vooral de 12e eeuwse leden van ons geslacht Bergh treffen we herhaaldelijk nog aan in akten die door de Duitse koningen en keizers In het Rijnland en Westfalen werden uitgegeven, zoals Alten en Halberetadt. De oudste Achterhoekse Berghs komen voor onder de naam de Melegaerde vermoedelijk naar Malgarten in Westfalen en kwamen dus kennelijk uit Duitse gewesten.

Dat de RijnIandse Berghs , na het wegschenken van de Hof te Dieren, zij enige andere rechten, bijvoorbeeld het muntrecht aldaar, aan hun verre familie In de Achterhoek hebben geschonken is niet onmogelijk. Overigens verkregen de Berghs uit onze streken nog meerdere rechten In deze omgeving, zoals bijvoorbeeld het benoemingsrecht van de Angerlose en Doesburgse pastoors. Tot de Hof In Dieren behoorden ook de rechten op het Dierense veer. De Duitse Orde verkocht op 10 Januari 1269 Hof en veer aan graaf Otto van Gelre, weke koop echter niet doorging, want op 16 Apr11 1420 gaf de Balye Koblenz van de Orde het huis te Dieren in betaling aan da Balye te Alden Beezen, die het op zijn beurt weer verkocht op 24 Maart 1434 aan de Balye In Utrecht.

Leden van het aanzienlijke en edele geslacht van Rheden waren ook broeders van het Huis te Dieren, zo bijvoorbeeld ridder Frederik van Rheden, die in 1250 zijn huis Doesborgh onder Ede (thans bestaat nog een buurtschap van die naam) aan het klooster Bethlehem bij Doetinchem schonk. De akte werd In Dieren opgemaakt. Ook Hendrik van den Bergh blijkt In 1231 broeder van het Duitse Huis. Deze edelen waren niet als kloosterling toegetreden, doch uit hoofde van hun macht en functie waren zij ridderbroeders. Schenkingen van grond en landerijen deden de bezittingen van het Huis te Dieren toenemen, een boerderij met horigen, geschonken door Sweder van Dingede, schaut van Utrecht, het goed Htstgensbrink te Rheden door Willem Bach van Reyden, Jehan van Westerwijk de boerderij Duzebrug bij Angerlo, enzovoorts. Betrokkenen kochten zich door zulke schenkingen veelal de verzorging van de oude dag of bij ziekte, de Orde was immers een hospitaalorde. Ook oud-commandeurs vinden we onder degenen die een ziekenkamer In het huis kregen, Wouter de Gruter verkreeg dit recht In 1464.

Het was niet altijd alles koek en ei tussen het Huis van da Duiste orde en het klooster Bethlehem bij Doetinchem strijd bestond over verschillende zaken, onder andere het recht op da Doesburgse kerk In eerste instantie had Sigfrid, aartsbischop van Keulen, toestemming gegeven in 1272 tot de vereniging van het klooster Bethlehem met de Duitse orde. Het kapittel van de Dom te Utrecht keurde de overdracht In 1282 goed, doch bepaalde dat er tenminste 12 geordende geestelijken in het klooster dienden te zijn. Blijkbaar vonden de Bethlehemse kloosterlingen het leven van de broeders der Duitse Orde vrijer en vrolijker. Zij namen de dracht van deze broeders over en gedroegen zich zo weerspannig dat de bisschop van Utrecht de dekens van Emmerik en Deventer opdracht moest geven de kloosterlingen van Bethlehem In het gareel te brengen en hen moesten aanzeggen dat het banvonnis dat over hen was uitgesproken, nog verzwaard was.

De strijd kreeg een hoogtepunt in 1286 toen de scheidslieden, onder wie de graaf van Gelre, bepaalden dat de kerk te Doesburg aan de Duitse Orde zou overgaan. Oorspronkelijk hadden de heren van Bergh het benoemingsrecht van de Doesburgse pastoor, doch In 1228 deed Hendrik van den Bergh er afstand van ten behoeve van het klooster Bethlehem.

Zoals we weten bleek Hendrik van den Bergh ook broeder van het Duitse Huis en zal het wel mede aan hem en zijn mede-ridderbroeders te danken zijn geweest dat het benoemingsrecht uiteindelijk aan het Duitse Huis werd geschonken. Maar de kloosterlingen van Bethlehem kregen aan zware straf opgelegd voor hun wederspannigheid. Een vijftigtal van hen had de commandeur en de broeders van da Duitse Orde uit hun huis In Dieren gejaagd. Zij moesten blootshoofds en barrevoets, alleen in hemd en broek gekleed een viertal processies voorafgaan, te houden In Bethlehem, Doetinchem, Doesburg en Dieren en op hun knieen genade vragen.

Overigens waren da broeders van de Duiste Orde ook geen lieverdjes en zij lagen meermalen met de Gelderse hertog overhoop door hun stroperijen. In 1464 klaagde de hertog over da herhaalde overtredingen van de jachtwetten door deze broeders.

In het midden van da 15e eeuw werd het Huis tijdelijk verlaten wegens oorlogen tussen Gelre en Kleef en Bourgondie

De commandeur van de Orde was tevens markerichter voor de gemeenschappelijke mark van Dieren, Spankeren en Soeren. In 1597 nam de toenmalige commandeur, Frans van der Loe ontslag uit deze functie om met de moeder van zijn kinderen te trouwen.

Ook In de Tachtigjarige Oorlog was de Hof tijdelijk verlaten en nadien was het zo goed als gedaan met de roem van het Huis onder het bewind van da Duitse orde. In 1647 kocht prins Willem II de Hof en maakte er een jachtslot van, waarover we het in een volgende artikel willen hebben.

H. Stam
15 aug. 1965





De Hof te Dieren (II)
Het was onder A.E. van Renesse, de laatste Commandeur van het Huis te Dieren, dat voorbereidselen werden getroffen deze bezitting van de hand te doen. Er was vorstelijke belangstelling voor dit goed en tijdens een samenkomst op 4 juli 1646 in het Huis deelde Wilhelm Frederik, graaf van Nassau, mede dat Prins Willem II van Oranje van zins was de Hof te kopen. Het overleg werd op 2 september voortgezet en tenslotte kocht Willem II het goed voor de som van f. 147.000 bestaande uit het Huis zelve en verdere opstallen. een watermolen op de Molenbeek, bij de kapel en het kerkhof, anderhalve hoeve in het Rhederbos, de helft van het Onzalige bos, de imbos en vele percelen grond en hofsteden in Leuvenheim, Brummen, de Steeg en Dieren. De prins kocht daarbij nog los land en boerderijen aan om zijn nieuw verworven bezit af te ronden. Hij begon een Wildbaan aan te leggen en omheinde deze met een staketsel van manshoogte waarvan de omtrek wel vier uur lopen was en die zich uitstrekte over de Onzalige en andere omringende bossen. Het Huis te Dieren lag nog niet binnen de Wildbaan en de omheining liep over de weg tussen Ellecom en Dieren. Vanuit zijn bezitting Honselaarsdijk In het Westland werden per schip 300 herten hierheen vervoerd en in de Wildbaan losgelaten. De jonge Prins was een hartstochtelijk jager en verbleef veel op het Dieren Huis. Na een jachtpartij op 27 oktober 1650 kwam hij ziek terug op het Hof, hevige koortsen overvielen hem en hij werd per schip naar Den Haag vervoerd omdat de boerenhofstede te Dieren geen geschikte verblijfplaats voor de zieke was. Zijn echtgenote was in Den Haag zwanger van haar eerste kind, dat acht dagen na de dood van Willem II geboren werd. Want hij overleed op 6 november 1650, na een ziekte van tien dagen. in de leeftijd van 26 jaar. De in dat jaar geboren Willem III bracht eveneens veel tijd door op het huis te Dieren. Hij liet het huis aanzienlijk uitbreiden en verbouwen, er werden allerlei kunstschatten heengebracht als schilderijen, vazen, standbeelden terwijl ook de parkaanleg ter hand werd genomen. Bloemtuinen, prielen. koepels, vijvers en grotten werden aangelegd, alles, ook het huis, in een tamelijk strakke stijl, de bomen en heggen geschoren in allerlei modellen, doch het Huis te Dieren werd nu waarlijk een lustslot. Willems echtgenote, Maria van Engeland, verbleef das ook regelmatig op het huis. Door Willem III zal ook de koningsmuur zijn aangelegd, hij was immers koning van Engeland, een muur welke het park omringde. Door hem werden eveneens de bekende koningswegen aangelegd. jachtwegen die dwars door de veluwe Iiepen, lijnrecht getrokken door bossen en heiden, die de verbinding vormden tussen de verschillende jachtsloten van de stadhouder-koning. Zo liep een koningsweg van Dieren naar de Ginkel bij Ede, door de onzallige bossen en de zandverstuivingen bij de tegenwoordige Kop Koningsweg, langs Jacobsput en verder, achter Schaarsbergen langs. Een groot deel van deze weg is thans geasfalteerd en nog als straatweg in gebruik. Fraaie tekeningen en platen van Huis en park zijn bewaard gebleven, zoals een verzameling van 16 kopergravures door P. Schenk, Praetorium Dieranum geheten en het plaatwerk Ogentroost. Na het overlijden van WIllem III kwam het Huis te Dieren als erfgoed aan Willem Karel Hendrik Friso, de latere Willem IV. Deze Iiet de Carolinaberg aanleggen, zo genoemd naar zijn dochter Carolina. Hij kwam er niet zoveel, terwijl diens zoon Willem V er nog minder verscheen. De Prins Willemberg is naar deze vijfde prins Wiilem genoemd. Het bezit van deze prins breidde zich voornamelijk uit door landaanwinning aan de IJseloever, zulks door middel van lange kribben in de rivier en ten koste van de geerfden van de mark van Steenderen, wier tegenoverliggende oever uiteraard afsloeg. Protesten mochten niet helpen, de prins wenste voort te gaan met het vergroten van zijn bezit op deze wijze. Een klein staaltje van de toenmalige mentaliteit bij de vorstelijke machthebbers. Ook dit soort zaken zal er toe hebben bijgedragen dat het patriottisme In onze landen wortel vond en dat ten slotte leidde tot het verjagen van de Oranje`s. Franse troepen verbleven in de winter van 1794-1795 op het slot en gingen zo roekeloos met vuur om dat er brand ontstond tengevolge waarvan het gebouw met zijn inventaris van kunstschatten en schilderijen In de as werd gelegd. De tuinen en parken vervielen, evenals de wijngaard die op terrassen was aangelegd ten noorden van het jachtslot, daar waar thans de spoorbaan loopt.

Na de omwenteling werden de bezittingen van het Huis te Dieren tot nationaal eigendom verklaard en als zodanig verkocht. Het voormalig vorstelijke landgoed met de voormalige Wildbaan werd toen aangekocht door gravin M. L. van Wassenaer Twickel, die in 1824 het Huis herbouwde. Het in eenvoudige stijl gehouden gebouw van twee verdiepingen, met een vierkante, door een soort flessenhals gedekte toren, verbrandde opnieuw in de oorlogsjaren 1940-1945 en Iigt tot op de huidige dag als een ruine in het verwaarloosde park.

H. Stam
7 september 1965



Doesburgs Streekblad



///////////////////////////////////////Er komt meer en meer over hof te Dieren op deze Pagina

email



email